Home arrow De Lago en de Eagle
De Lago en de Eagle: de olieindustrie op Aruba

De jaren na het staken van zowel de goud- als de fosfaatwinning, die samenvielen met het begin van de Eerste Wereldoorlog, was Aruba teruggevallen op landbouw en visserij en was armoede en regelmatig terugkerende hongersnood aan de orde van de dag.
In de jaren 20 kwam daar drastisch verandering in toen Curacao en Aruba in aanraking kwamen met de olieindustrie. Op Curacao werd een oliebedrijf gebouwd en er werden op Aruba daarvoor stenen en zand gehaald. In augustus 1924 liep daarvoor zelfs voor het eerst een motorschip de Paardenbaai binnen.
Ook in augustus van dat zelfde jaar kwam er een gezelschap van drie heren naar Aruba die eerst op Curacao waren geweest. Het gezelschap, onder leiding van Captain Robert Rodger was voor de British Equatorial Oil Company op zoek naar een geschikte plaats voor een haven waar ruwe olie uit Maracaibo zou kunnen worden overgeladen. Deze olie werd in Venezuela gewonnen door de Lago Petroleum Company. Op Cura?ao ontdekten zij dat de daartoe geschikte locaties al door andere maatschappijen bezet waren. Het is aan Richard Beaujon, een loods die op Curacao werkte, te danken dat hij de heren attendeerde op een geschikte plek op het naburige eiland Aruba, waar aan de Sint-Nicolaasbaai een prima plek voor een haven bestond die sinds het einde van de fosfaatwinning niet meer gebruikt werd.

Op Aruba werden de bezoekers verwelkomd door John G. (Dudu) Eman die was getipt door Beaujon. Zij namen hun intrek in het enige hotel dat Aruba rijk was in die tijd, het Pension Aruba in Oranjestad. De heren kwamen zich orienteren voor de vestiging van een overlaadplaats voor ruwe olie, afkomstig van het Meer van Maracaibo. De Lago Petroleum Company had de British Equatorial Oil Company opgekocht en daaruit was de Lago Oil and Transport Company Ltd. ontstaan. Gastheer John G. Eman bracht de heren per auto naar Sint Nicolaas, een niet zo eenvoudige tocht aangezien de route over een belabberde cunucuweg door de Franse Pas naar de andere kant van het eiland leidde. Van pariba di brug was bij gebrek aan brug nog geen sprake!
Eenmaal in Sint Nicolaas aangekomen werd het in 1880 door Hendrik Godfried Eman gebouwde buitenhuis van de familie aan de gasten ter beschikking gesteld. De heren bleven veertien dagen en in die tijd werden besprekingen gevoerd met gezaghebber Quast, onder meer over de mogelijkheid om de in Sint-Nicolaasbaai een vaargeul te maken die door het rif moest worden aangelegd. Na een verblijf van rwee weken vertrokken Rodgers c.s. weer maar een maand later waren zij weer terug. Het besluit was gevallen dat bij Sint Nicolaas een overslagplaats voor ruwe olie en een nederzetting gebouwd zouden worden. Van een raffinaderij was toen echter nog geen sprake.

Voordat de bouw van de opslagtanks klaar was moest de overslag van ruwe olie op een andere manier geschieden. Daarvoor kwam het stoomschip Invergarry van de Lago Oil and Transport Company bij Oranjestad te liggen. In die tijd bestond de haven nog niet zoals het nu is: er was een pier bij Taratata, voorbij het vissersdorp Rancho, waar schepen aan konden leggen. Daar lag dus de Invergarry en die boot diende als opslagplaats van olie die vanuit Venezuela werd aangevoerd door zgn. meertankschepen (lake tankers) die zo ondiep waren dat ze in het Meer van Maracaibo konden varen. Grotere oceaantankschepen kwamen dan bij de Invergarry weer olie bunkeren om naar andere bestemmingen verder te transporteren.

Pan American wharf 1927 (picture courtesy of lago-colony.com) 

Deze situatie is zo gebleven tot de opening van de haven in de Sint-Nicolaasbaai in 1927, waarna het moederschip weer werd opgeheven. Aan de voltooiing van de Sint-Nicolaashaven en de bouw van de olietanks werd sinds 1925 hard gewerkt. Op 17 november 1927 werd het complex officieel geopend. In december van dat jaar bracht de Gouverneur van de kolonie Curacao, Brantjes, een officieel bezoek aan Sint Nicolaas waar hij de geconstrueerde werken in ogenschouw nam. Ook bezocht hij de in aanbouw zijnde raffinaderij aan de andere kant van het eiland, de Arend Petroleum Maatschappij. De vestiging van deze raffinaderij was een reactie van de op Curacao gevestigde Nederlands/Engelse Koninklijke Shell-groep op de activiteiten van het Amerikaans concern op het zustereiland. Deze raffinaderij ging opereren onder de naam Compania Mexicana de Petrole el Aquila S.A. en was een zelfstandig onderdeel van de Koninklijke Shell. Op Aruba werd bedrijf gevoerd onder de naam Arend Petroleum Maatschappij maar iedereen gebruikte de Engelse aanduiding Eagle.

De Arend RaffinaderijEagle Refinery (rechts hoofdkantoor, later gebruikt als ATA office) 

De raffinaderij werd ten westen van Oranjestad bebouwd, het hoofdkantoor is later nog in gebruik geweest als kantoor van de ATA en de AHATA. Er werd een pier gebouwd ter hoogte van Punta Brabo waar de tankers konden aanmeren. Vandaar liep een spoorlijn naar de raffinaderij. De Arend had zelf drie tankschepen in de vaart om de ruwe olie uit Maracaibo aan te brengen. In april 1928 werd hiermee begonnen. In juni 1928 werd de eerste, op Aruba geraffineerde olie door de Arend afgeleverd en geexporteerd naar Argentini?. Voor het management van de raffinaderij werd een woonwijk neergezet tussen Oranjestad en de raffinaderij. Die wijk en de huizen uit die tijd bestaan nu, veelal in gerestaureerde staat, nog steeds en zij zijn, samen met het voornoemde hoofdkantoor, stille getuigen die herinneren aan dit bijna vergeten hoofdstuk uit de Arubaanse geschiedenis, dat van de Eagle.

Bij de vestiging van de Lago op Aruba waren de contacten met de Eman-familie vanaf het prille begin heel belangrijk: Dudu Eman trad als agent en coordinator op, Cornelis (Casey) Eman zorgde ervoor dat de staf van de Lago kantoorruimte kon krijgen in het tweeverdiepingshuis van zijn moeder in de Nassaustraat. De firma van John Gerard Eman zorgde voor het proviand van de maatschappijschepen en zorgde voor plaatselijk geld als de Lago dat nodig had. Daaruit is in 1925 de John G. Eman Bank ontstaan, de latere Aruba Bank. In het buitenhuis van de Emans in Sint Nicolaas richtte de Lago haar tweede kantoor in. Het was voor een prikje van de familie gekocht.

Ook de Lago ging met eigen schepen ruwe olie uit het Meer van Maracaibo halen. De Lago Shipping Company  werd in 1925 opgericht en het aantal lake tankers die heen en weer voeren groeide van 7 in 1925 tot 29 in 1953. De havenverbeteringen van de Sint-Nicolaasbaai stonden onder leiding van captain Rodger: in 1937 werd de westelijke haveningang door het rif gegraven. Daardoor kon er gemakkelijk, ook ?s nachts, de haven ingevaren worden. Het uitdiepen van de haven van Sint Nicolaas is nog tot na de Tweede Wereldoorlog  doorgegaan, waarna de haven van Oranjestad aan de beurt kwam. Meer en grotere pieren werden gebouwd en daarmee werd de capaciteit steeds vergroot.
Inmiddels was het gehucht Sint Nicolaas van enkele hutten uitgegroeid tot een flink dorp, met gebouwen, schuren en loodsen die hoorden bij de olieoverslagplaats en huizen die gebouwd werden voor de employees.

In hetzelfde jaar dat de overslaghaven werd geopend werd ook het besluit genomen tot de vestiging van een raffinaderij bij Sint Nicolaas. De maatschappij zocht al enige tijd naar een plek in de buurt van het Meer van Maracaibo waar de olie meteen kon worden verwerkt en verder verscheept. Grote man bij de vestiging van de Lago-raffinaderij was Lloyd G. Smith die in 1933 directeur werd en dat tot 1946 is gebleven. Naar hem werd de later de nieuwe kustweg van Oranjestad naar Palm Beach vernoemd.

de Lago in 1927 (picture courtesy of lago-colony.com) 


In februari 1928 werd het definitieve besluit genomen tot de vestiging van de raffinaderij. In diezelfde maand werd begonnen met de bouw van woonwijken voor het personeel. Tegen het eind van dat jaar kwam ook de electriciteitscentrale gereed. In januari 1929 kon de olieraffinage beginnen. In de eerste jaren werd enorm geinvesteerd in uitbreidingswerkzaamheden: 22 miljoen dollar. In datzelfde jaar veranderde het bedrijf ook  van eigenaar: de Standard Oil Company of Indiana kocht het hele concern op. In 1932 ging het bedrijf over aan de Standard Oil Company of New Jersey. Daarmee werd de naam ESSO als handelsmerk onverbrekelijk aan de Lago verbonden.

Lago tank farm

De uitbreiding bleef gestaag doorgaan, zo ook de bouw van woonwijken: het uit Amerika aangetrokken management werd gehuisvest in de zgn. Colony , een van de rest van het eiland afgescheiden woongemeenschap waar alleen bevoegden zoals de bewoners van de bungalows, toegang tot hadden. Ook een eigen ziekenhuis, voorzien van de modernste outillage, maakte daar deel van uit. Het had zijn eigen politiekorps, zijn eigen protestante kerk en een Amerikaanse school. Buiten de Colony verrezen woonwijken voor het lokale personeel, voor elke laag van de hierarchie een aparte wijk. In 1937 werd begonnen met Lago Heights, 150 huizen. In 1939 Essoville met 75 bungalows om te beginnen. In 1947 werd begonnen met sociale woningbouw in Lagoville: de arbeiders werden in de gelegenheid gesteld door een spaarregeling op den duur eigenaar te worden van de huizen. En afgezien van de door Lago neergezette wijken was er in het centrum van wat later San Nicolas zou gaan heten ook een wijk van in de haast opgebouwde huizen in de stijl die ook op de Engelstalige Caribische eilanden te vinden is: The Village.

Luchtfoto San Nicolas

In ruim een kwart eeuw groeide het Lago-bedrijf uit tot een wereldonderneming waar ongeveer 7000 mensen van 56 verschillende landen werk vonden. Een groot deel van hen kwam van ver, van de eilanden in het oosten van het Caribisch gebied zoals Grenada of St.-Vincent of soms wel van nog verder: Suriname of Madeira. Met deze immigratie van volkeren werd San Nicolas ook een smeltkroes van culturen en van godsdiensten. Voertaal werd het Engels, wat in de rest van het eiland door praktisch niemand werd gesproken. Ook werd dit deel van het eiland bekend om zijn eigen muziek, vooral wanneer het het carnaval betrof, dat zijn bakermat hier heeft gevonden.

KLIK HIER VOOR EEN FILMPJE OP YOU TUBE MET BEELDEN VAN SAN NICOLAS VROEGER MET MUZIEK VAN LORD BOXOE: "SHE STANDS...."

In de raffinaderij kregen steeds meer Arubanen verantwoordelijke posities: door het organiseren van cursussen werden steeds meer Arubanen opgeleid tot voorman in het bedrijf. De productie van de raffinaderij groeide ook explosief: in 1945, zestien jaar na opening, werd de biljoenste barrel ruwe olie gezuiverd, zeven jaar later, in juli1952 de twee-biljoenste barrel.

Head office Lago RefineryInside Lago Refinery 

In de Tweede Wereldoorlog was de Lago-raffinaderij als een van de grootste ter wereld van vitale importantie voor het leveren van onder meer brandstof voor de vliegtuigen van de geallieerde invasiemacht. De Duitsers beseften dit maar al te goed en stuurden al in 1942 een U-boot naar het Caribisch gebied om de raffinaderij op Aruba aan te vallen en uit te schakelen. Dat gelukte wel met de torpedering van een aantal tankers voor de kust of in de haven maar het bombardement van de raffinaderij mislukte door een voor Aruba gelukkig ongeval. (zie hiervoor het hoofdstuk de Tweede Wereldoorlog).
De tweede olieraffinaderij die er op Aruba was, de Arend,  kwam in de Tweede Wereldoorlog stil te liggen omdat daar geen vliegtuigbenzine werd vervaardigd. Het personeel ging bij de raffinaderij op Curacao werken. De vrijgekomen tanks op Aruba werden door de Lago als opslagplaats gebruikt voor de voorraden. Na de oorlog werd de productie van de Arend niet voortgezet en de installaties werden ontmanteld.

de haven van San Nicolas 

De komst van de Lago Oil and Transport Company is de meest ingrijpende gebeurtenis geweest in de moderne geschiedenis van Aruba. Het bracht grote veranderingen voor Aruba en zijn bevolking met zich mee. De levensstandaard steeg snel wat voor een klein eiland in het Caribische gebied een ongekende luxe was. Automatisering had echter tot gevolg dat het aantal werknemers steeds verder afnam. Van de 8300 mensen die in 1949 voor Lago werkten (16 % van de Arubaanse bevolking!) waren er begin jaren tachtig nog maar 1350 over. O.a. door de sterk verouderde raffinaderij en de daardoor oplopende verliezen sloot in 1986 de Lago-raffinaderij de poorten. De raffinaderij stond jaren leeg en net toen er stemmen opgingen om boel af te breken meldde er zich een gegadigde om door te gaan met de bedrijfsvoering: El Paso Corporation uit Texas, een oliegigant die gefuseerd was met de Coastal Oil Company uit Houston. Lago werd Coastal Aruba in 1991 maar in 2004 ging de raffinaderij weer over in ander handen: alweer een oliegigant uit Texas, Valero, zag er brood in. Dit zal mede ingegeven zijn door het feit dat er op Aruba geen milieu-voorschriften voor de raffinaderij bestaan. Enige regel: geen olie op het water morsen.
Valero Aruba hield de inmiddels bijna tachtig jaar oude raffinaderij nog enkele jaren draaiend. Meer dan 640 miljoen dollar werd geinvesteerd. De productie bedroeg 275.000 barrels per dag.

In juli 2009 werd de raffinaderij stilgelegd als gevolg van teruglopende winst veroorzaakt door dalende prijzen voor de geraffineerde producten. Wat ook mee heeft gespeeld was het conflict met de (MEP-)regering over te betalen omzetbelasting. Het tijdelijk stoppen van de productie gebeurde ook met het oog op de aanstaande verkiezingen van eind 2009 en in de hoop op een nieuw bewind onder leiding van de AVP.

De productieloze periode zou anderhalf jaar duren, waarin schoonmaakwerkzaamheden werden uitgevoerd en verschillende onderdelen ge-upgraded werden. Tegelijkertijd werd door de regering van Mike Eman naarstig gezocht naar kandidaten voor overname van de raffinaderij, onder meer in Brazilie, Colombia en China, echter zonder concreet resultaat

Begin januari 2011 is de raffinaderij weer gaan produceren. Een gunstige belastingovereenkomst met de regering en de aantrekkende economie droegen hiertoe bij. Meer dan 650 werknemers konden weer aan de slag, alsmede ettelijke zgn. 'contractors' die ook emplooi boden aan enkele duizenden arbeiders. De raffinaderij zorgde voor 12 tot 14% van het bruto binnenlands product van het eiland. 

Lang heeft het echter niet geduurd: in maart 2012 werd de productie weer gestopt, nu definitief en met ontslag voor het merendeel van de werknemers. Een klein deel kon in dienst blijven om de olietanks als opslagterminal te laten doordraaien: the Valero Marine Terminal.

Sinds 2012 heeft de overheid gepoogd de raffinaderij aan diverse internationale bedrijven over te doen: uit China, Brazilie en uit Venezuela. Uiteindelijk is het de in de VS gevestigde oliemaatschappij Citgo, dat dochteronderneming is van het Venezolaanse staatsoliebedrijf PDVS, geworden. De raffinaderij moest gebruikt worden voor het verwerken van zware stookolie. De regering Eman streefde naar een groene en duurzame raffinaderij, waarvoor moest worden overgeschakeld op gas als energiebron. Eind 2015 ging de raffinaderij officieel over aan de Arubaanse regering.

Het schoonmaken en upgraden van de bijna 100 jaar oude raffinaderij heeft intussen tot in 2018 geduurd, personeel werd aangenomen en weer ontslagen als gevolg van vertraging met de financiering, hetgeen weer te maken heeft met het Amerikaanse embargo tegen Venezuela ten gevolge van de situatie in het land, veroorzaakt door het beleid van president Maduro. Of de raffinaderij ooit nog gaat draaien is verre van waarschijnlijk....

 

[+]
  • Narrow screen resolution
  • Wide screen resolution
  • Auto width resolution
  • Increase font size
  • Decrease font size
  • Default font size
  • default color
  • blue color
  • green color